Ongeveer de enige constante in mijn leven tot nu toe, is dat ik altijd alles relativeer. Het gaat vanzelf en ik kan het niet stoppen. Als iemand het één beweert klinkt er in mijn hoofd een stem die zegt: ‘ja, maar aan de andere kant.’ Het is mijn grootste talent en mijn grootste zwakte.
Vaak komt het goed van pas. Nog niet zo lang geleden reed ik door een rood stoplicht. Dit leverde mij een boete van 275 euro op. Een dag later reed ik op exact dezelfde plek wéér door hetzelfde rode stoplicht. Opnieuw was het resultaat een boete van 275 euro. Dat was dom. Mijn vriendin vond dat ook, zo bleek toen ik thuis schoorvoetend vertelde over mijn misstappen. De ruzie was heftig. Het goedmaken was dat ook. En dat laatste was niet gebeurd als ik niet twee keer door het rode stoplicht was gereden. Ziet u hoe het werkt?
Relativeren is een geweldige kunstvorm. Elke dag produceer ik een paar prachtige werken en inmiddels beschouw ik mezelf als een fascinerende artiest met een schitterende collectie in mijn eigen museum. Maar de laatste tijd wordt de collectie maar moeizaam uitgebreid.
Het is tegenwoordig heel hard werken om een kunstwerk te realiseren. Een Europese oorlog. De dreiging van kernbommen. Gas en voedsel dat niet meer te betalen is. Vluchtelingen die buiten moeten slapen. En ga zo maar door. Momenteel gaat het zo belabberd dat het vrijwel onmogelijk is om al deze situaties weg te relativeren. En dus moet ik
steeds vaker mijn toevlucht zoeken in doping.
Vorige week heb ik een shot genomen. Nadat ik de kinderen naar school had gebracht ging ik op de bank zitten, zette de televisie aan en startte een klassieker: de Silence of the Lambs. Opgegeten door een psychopaat leek mij klote en dus dacht ik dat deze film mij wel de nodige creativiteit zou opleveren. Toen de aftiteling op het beeld verscheen heb ik de televisie uitgezet en ben ik in stilte aan tafel gaan zitten. De nare gedachten over alle crises daalden in. Dit was het moment. Ik probeerde te denken aan een situatie waarin ik werd opgegeten door een seriemoordenaar maar het hielp niet. Het chagrijn bleef. De actuele ellende was nog steeds te sterk.
Het werkte dus niet. Meer doping dus. Opnieuw kroop ik achter de televisie. Op YouTube vond ik een documentaire over de Einsatzgruppen: de Duitse-moordcommando’s die begin jaren veertig in Oekraïne honderdduizenden mensen afslachtte op onvoorstelbaar brute wijze. De verhalen en de beelden waren weerzinwekkend. Bloed. Dood. Verderf. Het was gruwelijk.
Die avond kwamen er vrienden bij ons eten. Natuurlijk spraken we over de problemen in de wereld. Maar opeens kon ik me niet meer inhouden. ‘Het is inderdaad erg. Maar aan de andere kant. Weet je wat pas erg was? Die Einsatzgruppen van weleer. Als beesten gingen ze tekeer. Moorden, moorden en nog eens moorden. Gewoon voor de lol. Met bijlen, granaten, hamers: alles werd gebruikt. Ja, jongens. Dat was pas echt erg. Dus wat dat betreft valt het nog wel mee. Nou, iemand nog een biertje?’
Tevreden stond ik op en liep naar de keuken. In de weerspiegeling van de ovendeur zag ik dat mijn vriendin met haar wijsvinger op haar voorhoofd tikte. Het deerde mij niet. Mijn hoofd was gerustgesteld. In het museum hing ik een nieuw kunstwerkje op.
Comments