Kort na de geboorte van onze eerste dochter heeft mijn vriendin met haar deelgenomen aan babyzwemmen. Die ervaring was haar zo goed bevallen, dat ze al in een vroegtijdig stadium had besloten om onze tweede dochter Jet ook op te geven. ‘En dat is vandaag Frank. Dat heb ik je verteld. Toen zei je dat je het leuk vond om te gaan.’
Ongetwijfeld heb ik dat toen gezegd. Tijdens haar zwangerschap beantwoorde ik haar vragen meestal met ‘ja, is goed’ of ‘ja, ok’. Iets in die trant. Over het algemeen zat daar natuurlijk geen greintje interesse of inhoudelijke onderbouwing achter. Maar goed, ik weet heel goed dat het geen zin heeft om hierover in discussie te gaan. Pick another fight, live another day.
Een uur later. Jet zit op mijn arm en kijkt rustig in het rond, terwijl ik voorzichtig over de natte witte tegels loop en langs het diepe zwembad. De afgelopen tien minuten heb ik geprobeerd om ons onzichtbaar te maken maar de fanatieke babyzwem-instructrice is niet van plan om ons te laten ontsnappen. Met zijn allen in het bubbelbad is onderdeel van het programma en waar je aan begint maak je af. Dat is duidelijk haar insteek. Dus loopt ze achter ons en als een boer die een verdwaald koppel koeien terugbrengt naar de kudde, drijft ze ons in de richting van het bubbelbad waar de andere deelnemers al in zitten.
Met elke stap neemt bij mij de paniek toe. Het bubbelbad is bomvol. Wat heet: Ik zie door het natte overtollige mensenvlees de bubbels niet meer.
Bij de rand eist de instructrice ieders aandacht. Gedecideerd vraagt ze of iedereen iets wil opschuiven zodat er voor ons ruimte ontstaat. Zo sta ik schaapachtig naar op en neer hupsende lijven te staren. Wanhopig doe ik een beroep op een wonder, maar dat blijft uit. Kort daarna zit ik ingeklemd tussen twee lichamen. Links van mij zit een enorme Belgische vrouw met haar zoontje. Aan de andere kant zit een klein meisje op de benen van een doorgerookte moeder met een sterk Drents accent. Ze heeft praktisch haar. Super blond en super kort.
Stevig druk ik Jet tegen mij aan en blijf zo stil mogelijk zitten. Dat lukt redelijk tot het moment dat de instructrice het nodig vindt om ‘de wielen van de bus’ in te zetten. Wat volgt is een scène die van Dante's 'Inferno' een snoepreisje maakt. Steeds sneller beweegt de groep van links naar rechts. Onder het water slaan de Vlaamse kwabben te pletter op mijn linkerdij terwijl het Drentse schuurpapier mijn rechterdij geselt. Het is een vreselijke marteling.
Beïnvloed door groepsdruk doe ik mijn vocale plicht. Eerst zachtjes maar al snel schreeuw ik het uit, in de hoop dat ik de ellende waarin ik verzeild ben geraakt kan negeren. DE WIELEN VAN DE BUS GAAN ROND EN ROND!!’
Na vijf minuten is het voorbij. Gebroken klim ik via het trapje omhoog. Uit de poel des verderf en richting het leven. Aan wal staat de instructrice. Vrolijk overhandigt ze mij een geplastificeerd A4-tje. ‘Kijk eens!’, zegt ze. ‘Speciaal voor de kleine. Haar eerste zwemdiploma. Bijzondere ervaring, toch?’
Comments