Mijn dochter Fiep is op de vlucht. Op haar witte fiets schiet ze van het licht van de felle zon, naar het donker van de schaduw, die wordt veroorzaakt door de grote eikenboom die statig op het schoolplein haar omgeving domineert. Fiep lacht hartstochtelijk want haar nichtje zet de achtervolging in. De één is een boef en de ander de agent. En er is niks aan de hand.
Zelf zit ik aan de rand van het schoolplein op een blauwe picknicktafel. Uit een bruin papieren broodzak pak ik een veel te dure croissant. Gulzig neem ik een hap. Nu kan het nog, denk ik. Met mijn duim swipe ik over het beeldscherm van mijn telefoon. Telkens switch ik heen en weer: van mijn werkmail, naar een nieuwssite en naar de app van mijn energieleverancier. In die app blijf ik hangen. Zoals ik die ochtend al zo vaak had gedaan tuur ik wederom naar de getallen op het scherm. Staat het er nou echt? Een maandbedrag van 381 Euro? Links van mij hoor ik haar vrolijk gillen. Nu is mijn dochter de politieagente. Zorgeloos. Ik ben jaloers.
Achter op het schoolplein zie ik een silhouet verschijnen. Aan de manier van lopen kan ik afleiden dat het mijn zwager is. Ik steek mijn arm in de lucht en zwaai hem vriendelijk toe. Een opgestoken vinger is zijn antwoord. Een paar tellen later zinkt hij naast mij neer op de picknickbank. Zijn houding heeft iets weg van een treurwilg maar niettemin vertelt hij kort over koetjes en kalfjes. Dan komt opeens het
hoge woord er uit : ‘Goh, wij hadden gister ook wat...'
‘520 euro! Goeie genade’, reageer ik een paar minuten later op zijn relaas. Het gezicht van mijn zwager spreekt boekdelen. Alle kleur is eruit weggetrokken en werkelijk elke spier staat naar beneden afgesteld. Empathisch als ik ben besluit ik tot de meest effectieve man-tot-man oplossing voorhanden: cynisme. Dus condoleer ik hem met zijn financieel faillissement: ‘Bedankt’, zegt hij. Daarna komen de oplossingen. ‘Blauwe bessen komen er niet meer in. En gele kiwi's ook niet. Het is terug naar de basis. Gewoon aardappelen, jus en bonen. En douchen...’ schreeuwt hij hooguit nog twee minuten’, aldus mijn zwager.
‘Zo, iemand overleden?’ Een moeder van een klasgenoot van onze dochters komt bij ons staan en wijst naar mijn zwager. Zijn hoofd bungelt tussen zijn knieën. ‘Dood? Uh, nou zo ongeveer’, zeg ik. ‘Hij heeft gisteren van zijn energieleverancier te horen gekregen wat het nieuwe maandbedrag wordt’. Ze knikt. ‘Oh dat speelt nu echt hé?’, zegt ze. ‘Je hoort er nu zoveel over. Poeh, ik ben echt blij dat mijn contract doorloopt tot 2025. In totaal betaal ik maar 95 euro per maand. Echt super chill!’
Mijn zwager tilt zijn hoofd op. Hij zucht en kijkt de vrouw aan. Zijn ogen zijn zwart. Er is geen leven in te bekennen. In de verte ziet de vrouw opeens een vriendin staan. Ze verontschuldigt zich en slaat dan op de vlucht.
Daar zitten we dan. Ik op het tafelblad. Mijn zwager op de bank. In de zon maar met een pak donkere wolken boven onze hoofden. ‘Vijfhonderdtwintig euro’, stamelt hij. ‘Mijn gezin. Hoe….’ Dan stokken de woorden in zijn keel. Hij begint zwaar te ademen. Zachtjes klop ik hem op zijn rug. Daarna pak ik de papieren broodzak. ‘Hier. Rustig in en uit ademen. Gewoon rustig blijven ademen.’
Comments